Nederlandse gezondheidszorg verloren?
Auteur: Bart Bemelmans
De Nederlandse gezondheidszorg is regelmatig in het nieuws. Nu eens gaat het over gezondheidszorgers die in groten getale de zorg verlaten, dan weer is het de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving die adviseert over marktwerking in de eerste lijn, inkomensafhankelijke zorgpremies en betaalde mantelzorg. Momenteel gaan de krantenkoppen over stijgende zorgpremies en over de toekomst van het Zuyderlandziekenhuis in Heerlen. Onze gezondheidszorg lijkt reddeloos verloren. Zorguitgaven stijgen terwijl productiviteit en effectiviteit stagneren. Zorgwerkers zien steeds minder uit hun handen komen; het ziekteverzuim neemt toe evenals het aantal burn-outklachten. De problemen zijn overal: in de eerste lijn, jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg, ouderenzorg en in de ziekenhuizen. En het bestuurlijke antwoord ontbreekt. Wat is er aan de hand?
Vervreemding
Vroeger was werken in de zorg een roeping, iets waarmee je je kon identificeren. Maar de groei van kennis, technologie en welvaart heeft de zorg veranderd. Voor elk orgaan en elke taak is er nu een eigen beroepsgroep. Kwaliteitseisen, kwaliteitssystemen en toezicht zorgen voor betere resultaten. Daarvoor zijn veel mensen en systemen nodig. Binnen en buiten zorgorganisaties werken veel ondersteuners en wordt evenveel vergaderd als gezorgd. Hoge werkdruk, bureaucratie en administratielast is de oorlog verklaard met technische oplossingen. Het resultaat is nog minder productie en nog meer bureaucratie. Huh...? Technologie heeft veel specialistische kenniswerkers nodig. Voor de beoogde gebruikers kosten de vernieuwingen meestal meer tijd dan ze opleveren. Ondertussen hebben technici stiekem de regie overgenomen. Ooit bepaalden dokters en verpleegkundigen zelf hun koers. Nu worden ze geleefd door afstandelijke protocollen, ongrijpbare software en kille algoritmen. Neem de overgang van papieren status naar elektronisch patiëntendossier. De dokter kijkt je minder aan omdat ze te druk is met de computer en de verpleger zit een substantieel deel van zijn tijd op zijn kamer voor de administratie. De afstand tot hun cliënten en collega's en de hoge eisen maken dat zorgenden minder plezier beleven, minder bereid zijn tot lange werkdagen en nachtdiensten en sneller afhaken.
Tekort aan zorgpersoneel
Om in de toekomst aan de vraag te kunnen voldoen zal een-derde van alle werkenden in ons land in de zorg aan de slag moeten. De werkelijkheid is dat het aantal jonge mensen dat kiest voor zorg niet toe- maar afneemt. Dat wordt geweten aan de achterblijvende salarissen, zeker bij de beroepen in het middenkader. Maar er lijkt meer aan de hand. Overal ter wereld dreigt een tekort aan zorgpersoneel, ook in landen waar wij tot voor kort mensen vandaan haalden zoals Zuid-Afrika, India of de Filipijnen. Misschien is de echte verklaring dat de gezondheidszorg een imagoprobleem heeft. Jonge mensen willen liever iets leuks doen met vrienden in plaats van bij nacht en ontij klaar staan voor anderen. Ze willen in hippe beroepen werken zoals informatietechnologie, klimaatwetenschap of festivalorganisatie. Daarnaast willen ze veel vrije tijd en de mogelijkheid om regelmatig van koers te wisselen. Een baan voor het leven is saai.
Toenemende zorgvraag
Door medisch consumentisme en grote aantallen vergrijsde consumenten is de zorgvraag toegenomen. 'Goede gezondheidszorg' wordt uitgelegd als best denkbaar in plaats van passend. Door de toegenomen levensverwachting stapelen kwalen zich op: tachtigplussers hebben soms wel tot acht medische diagnoses tegelijk. Daarnaast mijden nogal wat zorgconsumenten eigen verantwoordelijkheid: een medische behandeling heeft de voorkeur boven een lifestyleprogramma. Kieskeurige consumenten opzoek naar het allerbeste hebben hun zorgverleners bang gemaakt; die reageren defensief met een overdaad aan diagnostiek en behandeling. Het kritische gedrag is invoelbaar: we willen het beste voor onszelf en onze naasten. En het is onredelijk te verwachten dat we vrijwillig een stapje terug zullen doen.
Technologische vooruitgang
Medische problemen gaan vaak over leven en dood. Gezondheidszorg is handel in hoop en geluk, en deze handel is big business. De fabrikanten van medicijnen en technologie hebben allen hun deel van de koek genomen, zoals hun aandeelhouders verwachten. Inmiddels is er voor bijna elke ziekte een remedie, en met het ontrafelen van het genoom gloort voor elke zieke een unieke oplossing. Dokters en patiënten hebben overheden aangespoord om wat mogelijk is ook beschikbaar te maken. Hier is geen weg meer terug. Niemand zal nog genoegen nemen met een iets minder goede maar veel goedkopere hartklep of heupprothese. En niemand wil nog zomaar, op goed geluk chemotherapie als een genetische test kan bepalen of de kuur gaat werken. Professor Gabe Sonke van het AvL waarschuwde onlangs dat de zorg onbetaalbaar wordt als alles wat kan ook moet. Wijze woorden, van een dokter nota bene. Maar wie hoort hem?
Bestuurlijke onmacht
De introductie van de marktwerking in de zorg was geen succes; concurrentie heeft weinig goeds gebracht. Een even serieuze bedreiging is het Integraal Zorgakkoord. Ook het IZA gaat het verschil niet maken. De veldpartijen zijn dusdanig onderdeel van het probleem dat ze moeilijk kunnen bijdragen aan echte oplossingen. Het IZA maakt de problemen eerder groter: de zorg wordt regionaal en supraregionaal geregeld in zorgcoördinatiecentra, met nog meer bureaucratie, vergaderingen, regels, controle, kosten en vervreemding. Politici en beleidsmakers zijn het stuur kwijt omdat ze leunen op een versnipperde maatschappij met duizend-en-een deelbelangen. Impopulaire maatregelen zoals verplichte preventie, inkomensafhankelijke zorgpremies of inperking van het basispakket zijn ondenkbaar. Het is immers zo weer verkiezingstijd. Iets voor de hand liggends als een suikertaks is onhaalbaar; het maatschappelijk draagvlak en de politieke wil ontbreken. De discussie over het ziekenhuis in Heerlen, waar bestuurders gehinderd worden hun verantwoordelijkheid te nemen, is het volgende trieste dieptepunt. Ook op andere terreinen schrijnen bestuurlijke onvermogen en machteloosheid: banken, woningbouw, onderwijs, stikstof, migratie, et cetera.
Wet van Behoud van Zorg
De zorg anders organiseren gaat ook niet werken. Het maakt niet uit wie de zorg levert of waar de zorg geleverd wordt; door een zorgmedewerker, een mantelzorger of een robot (bedacht, gemaakt en aangestuurd door een technicus), in een zorginstelling, buurthuis of thuis. De Wet van Behoud van Zorg leert dat het aantrekken van een paar steunkousen in elke situatie evenveel arbeid kost. Zorg verplaatsen van de ene naar de andere functionaris of locatie helpt niet. De verpleger, de buurvrouw of de programmeur, ze leveren alle drie evenveel arbeid, maar op andere manieren en andere plekken. De maatschappelijke schade is eerder groter wanneer de buurvrouw of de robot zorg leveren omdat zij minder vaardig zijn en zich op andere plaatsen nuttiger kunnen maken. Niet de zorg anders organiseren, maar minder zorg is de oplossing.
Conclusie
Geen verwijt maar een constatering: onze huidige gezondheidszorg is onbehapbaar, onbetaalbaar en onbestuurbaar. Dat is sneu: het publiek blijft verstoken van zorg terwijl alle betrokkenen oprecht anders willen. Een totale reset is nodig waarbij de rollen van politiek, zorgconsument, zorgverlener én technologie opnieuw bepaald worden. Het toepassen van technische snufjes is niet genoeg. Kunstmatige intelligentie gaat voortaan de medisch inhoudelijke besluitvorming doen: AI is heel knap en wordt nooit moe. De consument accepteert hulp door computers en technologie, is zelfredzaam en tevreden met minder. De zorgverlener van de toekomst vervult de rol van zorgende en coach. Dat vraagt om dappere, koersvaste beleidsmakers.
©BBA, oktober 2024
#gezondheidszorg, #nederlandsegezondheidszorgverloren, #wetvanbehoudvanzorg